Lid worden

Ontvang de beste aanbiedingen en updates met betrekking tot Liberty Case News.

― Advertisement ―

spot_img
Homebedrijf’EU kan niet graaien in pensioenpotten’

’EU kan niet graaien in pensioenpotten’

Een betrokken lezer wijst erop dat er een reële mogelijkheid bestaat dat Europa ons zou kunnen verplichten om zuidelijke landen financieel bij te staan vanwege de vergrijzingsproblematiek, dit omdat onze pensioenfondsen goed gevuld zijn. Deze visie werd naar voren gebracht in een publicatie van ‘WUZ’ op 27 september. Echter, volgens Henk Versteeg, een andere lezer, bestaat er een grote misvatting in deze redenering. Versteeg beweert namelijk dat onze overheid zelf helemaal geen pensioenpot heeft.

Om dit verder uit te diepen, is het belangrijk te kijken naar de structuur van onze pensioenvoorziening. In Nederland is het pensioensysteem namelijk op een specifieke manier opgebouwd, waarbij pensioenfondsen verantwoordelijkheid dragen, los van de overheid. Iedere werknemer spaart via zijn werkgever voor het pensioen, wat resulteert in een systeem waar geld in collectieve fondsen wordt gestort, beheerd door pensioenfondsen. Deze fondsen worden op hun beurt strikt gereguleerd en gescheiden gehouden van overheidsfinanciën.

Het argument van Versteeg richt zich dan ook op deze scheiding tussen de overheid en pensioenfondsen. Volgens hem zou het onterecht zijn als Europa zou proberen gebruik te maken van deze fondsen onder het mom van solidariteit met zuidelijke landen die te kampen hebben met de vergrijzingsproblematiek. Wat vaak wordt vergeten, is dat de autonomie van pensioenfondsen een cruciale pijler vormt in het Nederlandse pensioenstelsel. Een ingreep van buitenaf in deze onafhankelijkheid zou niet alleen onrechtvaardig zijn, maar ook de fundamentele werking van het systeem ondermijnen.

Versteeg onderstreept verder dat, ondanks de goedgevulde pensioenpotten, deze fondsen specifiek bestemd zijn voor het toekomstige levensonderhoud van de deelnemers. Deze spaargelden zijn opgebouwd door de huidige werkenden voor hun oude dag, en zijn geen vrij te besteden middelen voor internationale hulpverlening. Het vermogen in de pensioenfondsen vertegenwoordigt dus de belofte aan miljoenen deelnemers dat zij na hun pensioen een adequaat inkomen zullen hebben.

Bovendien heeft Nederland net als andere landen in de Europese Unie te maken met zijn eigen vergrijzingsvraagstuk. Hoewel de pensioenfondsen relatief goed gevuld zijn, staan deze wel onder druk door de aanhoudende lage rentestanden en de toenemende levensverwachting. De buffer die is opgebouwd, is dus bestemd voor het langer moeten uitkeren van pensioenen aan een groeiend aantal gepensioneerden. Het risico dat de pensioenkassen onvoldoende zouden zijn om aan deze verplichtingen te voldoen, is volgens Versteeg dan ook aanwezig.

Daarnaast wijst Versteeg op de wettelijk vastgestelde taak van pensioenfondsen om hovastigheid en zorgvuldigheid te betrachten bij het beheer van de fondsen. Elk beroep op deze middelen, anders dan voor hun oorspronkelijke doel, zou een inbreuk zijn op deze zorgplicht en de wettelijke bescherming die deelnemers genieten.

Samenvattend is het betoog van Versteeg dat Europese solidariteit niet mag betekenen dat fondsen die specifiek voor het pensioen van de Nederlandse bevolking zijn bedoeld, worden aangewend voor doeleinden waarvoor zij niet zijn opgebouwd. Dat zou leiden tot een juridisch en moreel dilemma, waarbij de zekerheid van de oudgedienden wordt ingewisseld voor tijdelijke verlichting elders. Hierbij is het van cruciaal belang om de scheiding tussen overheidsmiddelen en pensioenfondsen te respecteren en te waarborgen.

Versteeg benadrukt uiteindelijk dat het noodzakelijk is dat er een open en transparante dialoog plaatsvindt over dergelijke kwesties binnen de Europese Unie. Solidariteit mogen we niet verwarden met het plunderen van specifiek voor pensioen bestemde middelen, en het is aan nationale regeringen om op te treden als hoeders van de belangen van hun burgers. Deze discussie verdient een zorgvuldige en op feiten gebaseerde benadering, waarbij de rechten van de pensioendeelnemers centraal staan.